Een basisuitzet kleding

‘Wist je dat voor het maken van één t-shirt gemiddeld 2700 liter water nodig is?’

Het maken van kleding is erg milieubelastend. Toch is er door de ‘fastfashion’ een enorm overschot aan kleding. En wordt er door grote concerns enorm veel kleding vernietigd aan het einde van het seizoen.

Ik ben in de loop van de jaren gaan werken met een ‘basisuitzet kleding’. Dat betekent dat ik niet zo veel kleding in mijn kast heb. Want  waarom zou je tien broeken hebben? Helemaal als  tussen die tien broeken er twee liggen die je elke keer herinneren aan het feit dat je eigenlijk nog drie kilo zou moeten afvallen om hem weer te kunnen passen… Het is heerlijk alleen nog maar kleding in je kast te hebben die je graag en vaak draagt. Er wordt mij tijdens  lezingen wel eens gevraagd de preciese aantallen voor een basisuitzet te geven.  Dat is lastig want hoe een basisuitzet eruit ziet is voor iedereen anders.


Voor mij geldt…

  • Dat ik alleen in de kast heb hangen wat ik ook daadwerkelijk draag.
  • Dat ik echte seizoenskleding (denk aan een hoogzomerjurkje) er bij het wisselen van de jaargetijden wel tussenuit haal.
  • Dat ik streef naar zoveel mogelijk kleding die je gewoon de seizoenen door kunt dragen.
  • Dat ik van alles er maar een paar heb. Dus een paar broeken, T-shirts, vestjes, jurkjes, blouses en jasjes heb.
  • Dat die in ‘mijn kleuren’ zijn en daardoor heel goed te combineren zijn.
  • Dat ik mij enigszins houd aan de richtlijn van het project 333, bedacht door de Amerikaanse Courtney Carver. Zij hanteert per 3 maanden 33 kledingstukken. Dat is dan inclusief sjaals en accessoires etc. Google er maar eens op. Op haar website vind je alle info en voorbeelden om zo’n garderobe aan te leggen.
  • Dat ik in tegenstelling tot Carver uitga van slechts twee seizoenen: herfst-winter en voorjaar-zomer. Het is bij ons (meestal 🙂 ) niet extreem warm of extreem koud. Als je je kledingkast afstemt op deze twee periodes ben je al een heel eind.
  • Dat ik ervoor zorg dat ik in ieder geval onder de 33 stuks blijf. Dat is meer dan genoeg, heb ik gemerkt.
  • Dat ik met die kleine collectie maximaal profiteer van de voordelen: het geeft overzicht. Da’s zo prettig!
  • Dat onze kinderen met nog veel minder toe kunnen dan 33 kledingstukken. En natuurlijk geldt: speelt je kind  altijd buiten? Dan kan het wel een (oude) broek extra gebruiken…
  • Dat ik het belangrijk vind dat kleding ook echt wordt afgedragen. Mede daarom koop ik minder kleren voor mezelf en voor de kinderen. 
  • Ik kies graag  voor tweedehands.
  • Als je minder kleding koopt, geef je minder geld uit. Je kunt er daardoor voor kiezen, vaak duurdere kleding van een betere kwaliteit te kopen, die langer mee gaat en waarvan je weet dat het beter geproduceerd is.

Het gaat mij er niet om dat ik zo min mogelijk kleding heb hoor! Er is onder sommige minimalisten zowat een competitie gaande: zie mij eens weinig kleding hebben. Daar heb ik helemaal niets mee. 

Maar doordat wij met ons gezin alleen kleding in onze kast hebben die we écht dragen, ervaren wij dat het genoeg is.  Je wordt daardoor minder gevoelig voor impulsaankopen, uitverkoop onder het mom van ‘altijd handig zo’n leuk rokje voor mijn dochter’.  Of wat te denken van de ‘back to school’ kledingcampagne op dit moment…

Want bedenk: wie betaalt er de werkelijke prijs voor het maken van jouw goedkope shirtje?

 

Winkelwagen